Als we op de kalender kijken dan weten we het direct: het is lente. Gelukkig zien we buiten inmiddels ook steeds meer tekenen van dit seizoen. Zo wordt het weer steeds beter en staan de bloembollen in bloei. Mooie gelegenheid om in de (rekenles) aandacht te besteden aan dit seizoen. Denk eens aan de volgende activiteiten:
Voor de onder en middenbouw
De lente en zijn kenmerken (Rekendoel: ik ken de seizoenen en hun kenmerken)
Kennen de kinderen de seizoenen? Zoek het uit door een gesprek te voeren. Begin met de lente: Wat weten de kinderen allemaal over de lente? Schrijf alle kenmerken op het bord.
Welke kenmerken heb je soms en welke horen altijd bij de lente? Denk aan mooi weer, dat heb je niet in iedere lente, maar de bomen krijgen blaadjes, dat is wel elke lente.
Welke bijzondere gebeurtenissen horen er allemaal bij de lente? Denk aan feestdagen, verjaardagen, vakanties etc. Zijn er ook dingen die bij meerdere seizoenen horen?
Laat de kinderen in tweetallen een mindmap maken met kenmerken per seizoen. Laat ze aangeven welke kenmerken altijd voorkomen en welke kenmerken soms voorkomen. Misschien komen er ook wel kenmerken bij meerdere seizoenen voor.
Daag de kinderen uit om meer kenmerken te bedenken dan de standaard kenmerken.
Voor de bovenbouw
Lekker weertje vandaag (Rekendoel: tabellen invullen, temperatuur aflezen, tabellen interpreteren)
Extra materiaal: thermometer, hulpblad 'Temperatuurtabel'
Start met een groepsgesprek over het weer. Stel vragen als:
Wat voor weer is/was het vandaag/gisteren?
Is het warm, koud?
Zijn er verschillen in temperatuurbeleving? Wat de één warm vindt, kan door de ander anders worden ervaren.
Werk toe naar ‘meten is weten’, met een thermometer kun je de temperatuur meten. Je introduceert de thermometer en laat verschillende kinderen de buitentemperatuur aflezen. Dit aflezen moet geleerd/herhaald worden:
Hoe bepaal je de temperatuur? Door recht op de thermometer te kijken. Niet schuin, want dan lees je een graad te laag of te hoog af.
Hoe ronden we de temperatuur af? Maak hier afspraken over.
Waarom hebben we vaste afspraken nodig?
Noteer de temperatuur op het bord. Koppel terug naar het introductiegesprek over het weer: als je wilt weten of het warmer of kouder is dan op een ander moment, dan moet je dus vaker de temperatuur opmeten. Je stelt voor om dat eens een hele dag te doen, elk uur. Vraag de kinderen hoe je al die temperaturen kunt onthouden. Misschien komt een kind op het idee om het op te schrijven of een lijstje te maken. Anders kom je zelf met het idee van een tabel. Geef elke leerling een hulpblad met een tabel erop. Verken met de kinderen de opbouw van de tabel.
Met de hele groep, in tweetallen of individueel wordt elk uur de temperatuur gemeten en genoteerd. Bij ‘opmerkingen’ kunnen ze een omschrijving maken van lucht. Bijvoorbeeld of het bewolkt is of dat het regent.
Bekijk samen de tabel en praat over de resultaten.
Wat valt op?
Kunnen je voorspellen hoe de tabel verder zou gaan? Welke temperaturen op welke tijdstippen? Waarom denk je dat?
De vorige metingen geven een indicatie van de volgende metingen. Werd om 9 uur 9 graden gemeten, dan zal het om 10 uur niet vriezen. Het is van belang de kinderen gevoelig te maken voor dit soort zaken. Twee metingen geven ook informatie over de tussenliggende tijd, waarin je geen meting deed: was het om 9 uur 9 graden en om 10 uur 15 graden, dan zal het om half 10 misschien 11 of 12 graden geweest zijn.
Probeer dit soort redeneringen aan de kinderen te ontlokken of in ieder geval met ze aan de orde te stellen, want daardoor krijgen ze greep op het verschijnsel ‘temperatuur’.
Bovenstaand les idee komt uit de methodiek LDO Rekenen. Een belangrijk uitgangspunt van LDO Rekenen is om de rekendoelen te koppelen aan de belevingswereld van de kinderen. Zo wordt rekenen betekenisvol. Meer weten over LDO Rekenen? Vraag vrijblijvend een presentatie aan.
Veel plezier!
Comments